Het is zondag 20 juni als rond één uur de grote, vier meter hoge rode Bol - gemaakt door kunstenaar/uitvinder Theo Botschuiver van SpacialEffects - in Marle aan het rollen wordt gebracht.
Begeleid door een menigte van zeker honderd mensen gaat het richting de IJssel, waar een uit 1944 stammend amfibievoertuig wacht om de bol over de IJssel te slepen. Het is het begin van een drie weken durende zoektocht naar de ziel van Overijssel. Traag rolt de bol de komende weken door weilanden, bossen en dorpen. Over rivieren en industrieterreinen over zandgronden. Door klei, over heuvels en door dalen. Op zoek naar de rijkdom van de verschillen. Met een slakkengang woelt de bol de Overijsselse bodem los, luistert aandachtig naar verhalen, kijkt verwonderd om zich heen, staat stil bij zaken waar niemand meer de tijd heeft om bij stil te staan. Want het zijn uiteindelijk de mensen zelf en niet de bestuurders of de politici die het landschap vorm en inhoud geven, daarbij voortbordurend op tradities en gewoonten, die ondanks alle veranderingen nog levend zijn. Maar ze worden te weinig gehoord. De bol luistert wél naar hun, en maakt tegelijkertijd zelf ook weer nieuwe verhalen. Over Salland, Twente, het land van Vollenhove en het Vechtdal. Over boeren die stoppen of zorgboer worden, over Randstedelingen die de hectiek van de stad verruilen voor de rust van het Overijsselse platteland, over landbouwgrond die natuur is geworden, over geschiedenis en verdwijnend cultuurgoed, maar bovenal over hoe mensen hun leven vormgeven in een tijd waarin niets zeker is zoals het was.
Maandag 21 juni
We brachten de nacht door op zorgboerderij ‘Molenzicht’, onder de rook van Windesheim. Het vooruitzicht om drie weken in het Overijssels landschap te kamperen had ons –grotestadsbewoners– aanvankelijk erg aangetrokken. Rust, schone lucht en een fraaie sterrenhemel. Vergeet het. Nergens is het zo lawaaierig als op het platteland. Daar een ezel die balkt, twee hanen die midden in de nacht luid met elkaar converseren, een hond slaat aan, onrustige koeien rammelen aan hun kettingen. De meesten van ons zaten om het uur rechtop in hun tent. Met kleine oogjes rolden we de bol richting Zwolle. Zorgboer Van der Meulen had ons al gewaarschuwd – de stad rukt onbarmhartig op. Hij wees in de richting van het even verderop gelegen landgoed ‘Mars’, waar luxe villa’s verrijzen. Voor het landgoed een groot bord met de slogan: ‘Dromen mag’. Poëzie van de projectontwikkelaar. Langs de randen van een groot industrieterrein gaat het richting ‘Golfclub Zwolle’, 75 hectare groot, doorsneden door een openbaar fietspad, tot verdriet van de beheerder van de club. "Het wachten is op de eerste fietser die een bal tegen zijn hoofd krijgt. Maar de gemeente weigerde het fietspad te verplaatsen toen we gingen uitbreiden." Ze worden als golfclub toch al achtergesteld. "Iedere sportclub in Zwolle wordt gesteund, maar wij moeten onze eigen
broek ophouden," klaagt de beheerder. Verder gaat het door weilanden, over sloten en langs boerderijen. Veel geleerd vandaag. Boer 1: "Van je 25ste tot je 45ste moet je investeren. Van je 45ste tot je 55ste jaar consolideren en na je 55ste cashen." Zijn buurman, een biologische boer: "Vroeger waren de vrijwilligers idealisten, nu mensen met een probleem. Vandaar al die nieuwe zorgboerderijen." Boer 3 klaagt over de veel te strenge mestwetgeving, die hem dwingt de koeien op stal te houden. ‘Zonder stront is het einde van alle leven nabij." Tot slot, boer 4: "Waarom ik niet met mijn buren samenwerk? Dan ben je altijd druk." Maar hoe stug ze soms op het eerste gezicht ook lijken, niet één boer heeft de rode bol de deur gewezen. Ze moesten er eigenlijk wel om lachen, om al die gekkigheid met zo’n bol.
Op de koffie bij de bol
De overdag uitgenodigde eigenaren van de terreinen
waar we met de Bol langs gaan komen in de avond
op de koffie op de locatie waar we overnachten.
Dinsdag 22 juni
Jasper Nijland van de Oude Dalfserweg vertrekt binnenkort naar Canada, om een jaar later door te reizen naar Australie. En dan moet Jasper kiezen in welke van de twee landen hij een melkbedrijf gaat beginnen. Nederland is hem te benauwd. Regels over de mest, regels over de stallen, regels over van alles en nog wat. Er zijn meer boeren in de streek die bezwijken onder de regelzucht die hen dwingt tot steeds meer en steeds groter. Buurman Ronald Diepman, melkveehouder, zag in een tijdspanne van twintig jaar driekwart van de boeren uit de streek verdwijnen. Ze waren te klein om te overleven of hadden geen opvolger omdat hun kinderen liever kozen voor een rustiger en financieel zekerder bestaan. Zij die bleven werden groter, geen dertig maar zeventig koeien of nog meer. Hun melk gaat naar Friesland-Campina, een coöperatie van melkveehouders die zo hopen uit de krachtige klauwen van grootgrutters als Albert Heijn te blijven. Maar het zijn niet alleen de regelgeving en de grootwinkelbedrijven die het bestaan van de melkveebedrijven bedreigen, weet melkveehouder Hartkamp van de Hessenweg. Samen met zijn zoon bestiert hij een mooi bedrijf met zeventig koeien en 36 hectare mooie zandgrond, dat zoals overal in het Vechtdal garant staat voor sappige, voedzame
weilanden. De toekomstplannen van vader en zoon Hartkamp worden doorkruist door de provinciale plannen voor een nieuwe snelweg, dwars door hun land. Protesten stuiten vooralsnog op de provinciale mantra van het ‘algemeen belang’. Weg bedrijf, weg toekomst. Maar de familie Hartkamp houdt hoop. Misschien dat er een regeling komt, misschien ook worden de plannen op de lange baan geschoven. En zo niet, dan zien ze wel verder. Een Overijsselse boer krijgen ze niet snel klein.
Woensdag 23 juni
We hadden die avond ons kamp opgeslagen op het erf van de familie Melenbos aan de Ankummerdijk in Dalfsen. Zelf waren ze gestopt met boeren, maar hun buren waren nog volop in bedrijf. Na het overheerlijke avondeten kwamen ze één voor één binnen druppelen. De kippenboer met zo’n 80.000 kippen, de gepensioneerde melkveehouder die nu in Dalfsen woont en de familie Hartkamp van de nabijgelegen Hessenweg, eveneens melkveehouders. Jammer, zeiden ze tegen elkaar, dat we elkaar nog zo weinig zien. Vroeger was dat anders. Dan had je de veemarkt, de kermis en de vergaderingen waar je elkaar ontmoette. ‘Machtig mooi, man,’ blikt Hartkamp terug. En je haalde met elkaar het hooi binnen. Maar de veemarkt is gesloten en sinds iedere boer zijn eigen machinepark heeft is het gedaan met de samenwerking tussen de buren. Aan de kampeertafel werd beloofd elkaar vaker te zien. Hartkamp gooide lachend het begrip ‘hangboer’ op tafel, een boer die graag na afloop van een vergadering op een markt bleef hangen. Maar ook de hangboer is verdwenen, treurde hij en maakt nog een flesje open. Maar veemarkt of geen veemarkt, de jeugd van Overijssel weet elkaar te vinden. Elk dorp, hoe klein ook, heeft in de zomermaanden zijn eigen dorpsfeest. De formule is simpel. Huur een grote tent en organiseer overdag activiteiten als kruisboogschieten,
vogelschieten of pakweg een playbackshow. Sluit vervolgens enkele mega-bierpompen aan, huur een paar scheurende gitaren en het feest kan beginnen. Proost. Dan heb je nog evenementen als het NK-gazonmaaien, combine-races – met eigenlijk alles waar een motor inzit die stevig kan worden opgevoerd wordt in Overijssel geracet. En feest na afloop, uiteraard. Met de Zwarte Cross in de Achterhoek als moeder aller Overijsselse evenementen. Vorig jaar trok de cross meer dan honderdduizend mensen en werd het op het Gala van de Muziek uitgeroepen tot het beste festival van Nederland, dankzij een, volgens de jury, unieke mix van muziek, kermis en spectaculaire motorcrosses.
Zo sta je in een afgelegen weiland en even later lig je in een zwembad, aangestaard door brutale lama’s en schuchtere kangeroos. Hoezo is er in Overijssel niks te beleven? Het zwembad en de dierentuin zijn onderdeel van het imperium van de familie Ten Kate in Nieuwleusen, die aan de overkant van de straat een imposant bedrijf runnen. ‘De Groene vakwinkel, voor boeren, burgers en buitenlui’. Vader had de zaak groot gemaakt met de verkoop van tractoren en landbouwmachines, de zonen hadden een nieuwe, lucratieve poot onder het bedrijf gezet met de handel in de allerhande tuingereedschap, speelgoedtractoren en grasmaaiers in allerlei maten en soorten, met fraaie namen als de Zero-Turn maaier, de frontmaaier (‘keuze uit 19 modellen’) en de Toro zitmaaier. Kijk in de winkel en in één oogopslag is duidelijk hoe het platteland van Overijssel verandert – boeren eruit, burgers en buitenlui erin. Tegenover Ten Kate is nog een enkele boer actief, maar het is een kwestie van tijd of ook hij wordt opgeslokt. Nieuwleusen is uitgegroeid tot een gemiddelde Nederlandse provincieplaats, met een C1000, een Blokker en een Kruidvat, met monotone nieuwbouwwijken en uit de grond gestampte villawijken met siertuinen, glad geschoren gazonnen, ontworpen door een architect die teveel naar Amerikaanse series heeft gekeken. Florida, maar dan op Nederlandse schaal.
Donderdag 24 juni
Auto na auto draait vanaf kwart voor acht het parkeerterrein van sportpark ‘De Schakel’ in Nieuwleusen op. Het zijn de moeders van het dorp – en een enkele vader – die hun kinderen naar de nabijgelegen scholen brengen. Het zijn de ‘hardwerkende Nederlanders’, waar VVD-leider Mark Rutte tijdens de verkiezingcampagne zo vaak aan refereerde. Begeleidt door enkele honderden kinderen zet de bol zich in beweging. Er wordt gespeeld en gelachen, de zon schijnt uitbundig. Het is een opgewekte ochtend. Even na de middag wordt het punt bereikt waar de gemeentegrenzen van Dalfsen, Ommen en Hardenberg elkaar raken. In Ommen komt mogelijk een zorgboerderij, haar buurman uit Dalfsen is boer, de andere buur zit voor GroenLinks in de Gemeenteraad van Hardenberg. Verder gaat het richting Balkbrug, waar aan de Achterweg de nacht zal worden doorgebracht. Het lintdorp langs de provinciale weg koestert zich tevreden in de middagzon. De huizen staan strak in de verf, de auto’s zijn nieuw en in de tuinen staan de bloemen keurig in het gelid. De welvaart spat van de gevels af, de sociale controle doet de rest. Op het terras van hotel annex eetcafé d ‘Olde Heerd, zet een achttal Duitse bouwvakkers het mes in een schnitzel met zigeunersaus. De kapper van het iets
meer dan duizend inwoners tellende dorp heet ‘Haarmode Artistiek’, het steakhouse ‘Brasil’, de pizzeria ‘La Terrazza’ en de plaatselijke Chinees ‘Princess Garden’. Een vleugje buitenland op het Overijsselse platteland. Aan zelfvertrouwen geen gebrek in Balkbrug. Voor Ellerman Tuinmeubelen staat een zeker drie meter hoge houten stoel en op de etalageruit van de plaatselijke slager, ‘Van Broekhuizen & Zn’, staat groot: ‘Europees kampioen, worstmaken 2009’. Even verderop een groot bord met de aankondiging dat hier ‘Europa’s grootste sierbestratingspark’ is gevestigd, het zwembad, zegt de buurman, is het mooiste van Nederland. Waarin een klein dorp groot kan zijn.
Vrijdag 25 juni
Laatst nog had hij zijn sleutelbeen gebroken, toen hij met zijn 50 cc Jamathi, een klein, maar prachtig brommerproduct van eigen bodem, over de klinkers van het circuit in Holten schoof. Dick Toersen uit Balkbrug is 63 jaar. Zijn motto: “Het gaat bij het motorrijden om regelmatigheid, maar elke ronde vol gas is ook regelmatig.” Samen met enkele vrienden reist hij per motor half Europa af, waar ze dan een half uur per dag over de verschillende wedstrijdcircuits mogen racen. “Lekker, die adrenaline.” Hij is niet de enige motorrijder aan de Achterweg in Balkbrug. Wijzend: ‘Die daar heeft twee BMW’s, daar staat een Honda in de schuur en twee huizen verderop hebben ze een paar klassieke motoren. Ja, we mogen graag racen in Overijssel.” De motorclub in Staphorst, een dorp dat niet bepaald bekend staat om zijn wilde levensstijl, telt 1500 leden en is daarmee de grootste vereniging van het dorp. Ze hebben een eigen crossterrein, op dinsdag worden de kinderen van het dorp onderwezen in de edele motorsport, met Pinksteren zijn er wegraces en altijd wel is er in de zomermaanden een of andere toertocht voor de leden. Behalve dat hij fanatiek motorrijder is, heeft Dick Toersen ook een hobby. Hij verzamelt motoren alsof het om postzegels gaat. En ook van dat soort type mensen wemelt het in Overijssel. Ze
beginnen met twee damharten en tien jaar later hebben ze een dierentuin, zoals de familie Ten Cate in Nieuwleusen. Voor de lol bouw je, naast je drukke werkzaamheden als melkveehouder, de kerk van Kampen op miniatuurformaat na en voor je er erg in hebt staat er een klein museumpje, met daarin alle belangrijke gebouwen uit de streek. Je koopt een oud huis en tovert het om in een villa. Of, zoals in het geval van Toersen, je restaureert in de avonduren een mooie klassieke Indian motor en plots heb je twee schuren vol met motors, de één nog fraaier dan de ander. Overijssel als een uit de hand gelopen hobby. De verklaring?” Tsja, lastig. Maar ongetwijfeld heeft het iets te maken met tijd en ruimte. Combineer je die twee met een zekere gedrevenheid dan is het gevaar groot dat de schuur binnen de kortste keren vol staat met een hobby. Overigens, mevrouw Toersen heeft er zelf ook één – ze verzamelt miniatuurmotoren. Ze heeft er nu ruim driehonderd.
Zaterdag 26 juni
De winter en het voorjaar waren te koud geweest, de zomer is te droog. ‘Jullie mogen dan genieten van het weer, voor ons is het helemaal niks. De mais zou normaal al een meter hoog moeten staan, nu is het nog niet de helft. Met het gras is het al niet veel beter gesteld. Het betekent dat we straks voer bij moeten kopen,’ klaagt mevrouw De Haan van de Solko Hoeve, ergens tussen Balkbrug en Dedemsvaart. Ooit waren deze twee plaatsen met elkaar verbonden door de Dedemsvaart, een belangrijke (met de hand gegraven) verkeersader naar het IJsselmeer. Maar de vooruitgang dicteerde beton en asfalt. Het kanaal werd deels gedempt ten faveure van een snelweg. Dat was de makkelijkste en goedkoopste oplossing, het water was immers al in publieke handen. Het kanaal was nog echt een kanaal toen in 1888 Bonne Ruys zijn kwekerij begon. Zijn planten gingen per schip de hele wereld over. Op een hoogtepunt, vertelt Frans Looijestijn, de huidige eigenaar van kwekerij Moerheim, omvatte het bedrijf enkele honderden hectares en was veruit de grootste werkgever van de streek. De handelscatalogus uit 1927 werd in zeven talen uitgegeven. Zijn dochter Mien erfde de belangstelling voor planten, zij het dat haar interesse niet zozeer het kweken van planten betrof alswel het ontwerpen van tuinen. Zij werd er
wereldberoemd mee. En de Dedemsvaart? Leuk om er een Rode Bol in te laten drijven, maar verder ligt het restant van het kanaal er doelloos bij. Tot verdriet van menig lokaal bestuurder. Hadden ze het kanaal het kanaal maar gelaten, dan was Dedemsvaart misschien nu net zo in trek geweest bij toeristen als Ommen. ‘Dedemsvaart,’ zegt Looijestein, ‘is nu vooral een gat in de markt’.