465
15
hallo
388
480
hallo
70
453
hallo
342
432
hallo
129
360
hallo
380
297
hallo
40
270
hallo
426
240
hallo
530
160
hallo
60
180
hallo
390
75
hallo
200
115
hallo
100
50
hallo
1/8

Maandag 27 juni
Nee, het hoeft van hem niet groter. Kansen genoeg, want hoeveel mensen hebben al niet aan de deur van zijn kas geklopt met de vraag of hij ook aan hun groente wil leveren? Maar, zegt Eef Stel uit Dalfsen, 'ik ben een groenteteler, geen manager. Als je het niet redt op deze oppervlakte, red je het ook niet als je vijf keer groter bent.  En ik kom uit Overijssel, gewoon is al gek genoeg voor ons.' Dik tien jaar geleden gooide hij het roer van zijn tuinbouwbedrijf om. Uit overtuiging – 'ik had een mix van zeven bestrijdingsmiddelen nodig om een fatsoenlijke krop sla te kweken. Dat zag ik niet meer zitten.' Maar, geeft hij toe, de zaken ging destijds ook niet al te best. 'Het halsje was er bijna af.' De bestrijdingsmiddelen en meststoffen zweerde hij af, tot verbijstering van zijn buren. In de plaats daarvan gaf hij zijn plantjes gevitaliseerd water, ofwel water dat positief is geladen. Jaar na jaar werd zijn groente smaakvoller, maar het duurde een klein tien jaar voordat de grond in zijn kassen de samenstelling had die hij voor ogen had. Uit de verte klinkt het zware geluid van twee motoren. Even later komen de Harley’s van topkok Jonny Boer van Librije in Zwolle en zijn vrouw het erf van Stel oprijden. Samen lopen ze de kas in, proevend en keurend -  bietjes, een plant uit Schotland met een overtuigende oestersmaak, een chocoladebloemetje, maar ook een komkommer

zoals een komkommer is bedoeld. De kookgek en de teeltgek, lacht Stel, de vaste groenteleverancier van Librije. Jonny Boer, geboren en getogen in Giethoorn, betrekt al zijn spullen uit de streek. Kruiden plukt hij in het Vechtdal, de groente komen uit Dalfsen en de lammetjes van een Zwolse boer. 'Laat je niks wijsmaken, cantharellen uit Overijssel smaken net zo goed als die uit Italië.' Nee, van hem geen klachten over Overijssel, de provincie wordt groener en bewuster, prijst hij. Maar mocht hij het voor het zeggen krijgen dan zou hij onmiddellijk in elke dorp een dorpsoudste benoemen. 'De gemeentes worden steeds groter, met als gevolg dat ze niet meer weten wat zich in de dorpen afspeelt. De meest rare besluiten rollen daar soms uit.'

Woensdag 30 juni
De IJssel namen we moeiteloos, geen prikkeldraad of hek zo hoog of de Rode Bol kwam er overheen, de Vecht? Eitje. Maar hoe Langeveen te overleven? Dat was de vraag die in de loop van gisterenavond zich opdrong op het grasveld achter het huis van de familie Hilberink aan de Vermolenweg. De avond was rustig begonnen met een even smakelijke als stevige Humkessoep, een streekgerecht met snijbonen, krabbetjes, rookworst en aardappelen,  In de winter makkelijk om te bouwen tot erwtensoep. Aan de lange kampeertafels werd door een tiental Lageveners het Twentse grensdorp uitvoerig doorgenomen. Over de levendige smokkel vroeger met Duitsland, waarmee de banden nog steeds hecht blijken te zijn. Dat heeft te maken met het geloof, legt de plaatselijke autohandelaar uit. In Lageveen zijn ze katholiek, net als over de grens. Dat praat makkelijker dan met inwoners van dorpen als bijvoorbeeld Vriezenveen, dat overwegend vrijgemaakt gereformeerd is. De geloofgrens blijkt steviger dan de landsgrens. Een jaar of vier, vijf geleden opende een notaris een kantoor naast de katholieke kerk in Vriezenveen. De volgende dag ging al vroeg bij hem de telefoon. Hij kon maar beter verhuizen, zo werd hem verteld, want een gereformeerde tekent geen akte op katholieke grond. Verhaal na verhaal ging over tafel. Het plaatselijke

meisjeskoor zong, begeleid door een gitaar, liedjes van Boudewijn de Groot,Tina Turner, en Salomon Burke. Het liep tegen tien uur toen een oude kinderwagen het grasveld ophobbelde, geduwd door mevrouw Hilberink. De wagen, waarin lang geleden alweer haar drie kinderen lagen, blijkt tot de rand toe gevuld, met blokjes ijs, frisdrank en ettelijke flessen wodka. Het verhaal hoe Lageveen aan de wodka geraakte begint in de vroege jaren negentig met de autohandelaar die in zaken gaat met enkele Litouwers. Zoals dat gaat worden de deals rijkelijk besproeid met zelf gestookte Litouwse wodka. Hij nam wat flessen mee terug naar Lageveen en inmiddels is in de hele buurt geen koelkast meer te vinden waarin de wodka ontbreekt. Een paar uur later schalt het Twentse volkslied door de nacht. De kinderwagen is leeg, als we wankelend onze tenten opzoeken.

Donderdag 1 juli
Haast onmerkbaar is de afgelopen dagen het decor veranderd. De weide- en maisvelden van het Vechtdal werden steeds vaker afgewisseld door percelen met aardappelen en graan. Er kwam meer bos, de rechte wegen werden slingerwegen. We passeerden Hardenberg en zakken af richting Almelo via de stuwwallen achter Geesteren. Een kleinschalig en afwisselend landschap, met open velden, moerassen en oudere bossen, althans voor deze streek waar een bos van tachtig jaar al oud is. Met dan weer overwegend katholieke dorpen, om een paar kilometer verderop tegen kerken aan te lopen van de gereformeerd vrijgemaakte of oud-gereformeerde gemeente. Het is de streek van de SGP en de Christen-Unie. Een hoogveengebied, vanaf 1200 tot de vorige eeuw afgegraven door turfstekers, soms tot zes meter diep, soms tot twee meter, heel soms nog onaangetast. Het verklaart de glooiingen in het landschap. Boswachter Albert Wakkers loopt alweer zo’n 35 jaar rond in het hoogveen. Hij houdt toezicht en geeft voorlichting van Kloosterboer tot De Pollen, zo’n 1000 hectare. Een man van de natuur, een man ook met een missie. Hij wil het veen terug. Door het gebied goed nat te houden en de waterkwaliteit te verbeteren wordt gewerkt aan de terugkeer van de veenmossen. En als dat is gelukt, is het kwestie van wachten, heel lang wachten. ‘De

veenlaag die hier ooit lag heeft er tienduizend jaar over gedaan om aan te groeien tot zes meter.’ Met de terugkeert van het veen zal ook, vervolgt hij, de zonnedauw zijn rentree maken, een klein vleesetend plantje, maar ook verschillende nu verdwenen zegge- en wiedensoorten. Albert Hakkers is een geboren Sallander, maar zijn werkende leven bracht hij door  in Twente. ‘Sallanders,’ zo weet de boswachter, ‘zijn bedeesd, echte plattelanders. De Twente is een felle rakker. Dat waren vroeger vrije boeren, terwijl de Sallanders altijd dienden onder de adel. Dat werkt generaties lang door.'

Vrijdag 2 juli
Wanneer Almelo wil uitbreiden – en dat willen ze graag en vaak – stuiten ze vroeg of laat steevast op een graaf met de fraaie titel: Graaf van Rechteren Limpurg, heer van Almelo en Vriezenveen. Hij woont in een heus kasteel aan de rand van de stad, zijn landerijen liggen als een gordel rond de stad. Het landgoed van de graaf is groot, groen en stil. De oprijlaan naar het kasteel, de Gravenallee, is 2,5 kilometer lang. Er zijn zandweggetjes, omzoomde dijken en piekfijn onderhouden boerderijen. En dat wil de graaf graag zo houden. Een jaar of vijf geleden dacht Almelo zijn grootstedelijke ambities te kunnen realiseren door de bouw van enkele hoge torenflats aan de rand van het landgoed. Alles leek in kannen en kruiken, totdat de graaf zijn stem verhief. Hij liet weten niets te zien in hoogbouw in de buurt van zijn kasteel, waarop de plannen schielijk weer in de kast verdwenen. Helemaal kansloos zijn de plannen voor nieuwbouw op zijn ruim 1000 hectares aan landerijen. De graaf is namelijk nogal gehecht aan zijn landgoed en wil graag dat het blijft zoals het is. Hij is een regelmatige gast op inspraakavonden en van raadsvergaderingen. Omwille van de graaf moet Almelo soms een grote sprong over zijn landgoed maken voor een gewenste stadsuitbreiding, zoals bijvoorbeeld nu het geval is met

de bouw van een villawijk, net over de dorpsgrens van Maria-Parochie. Maar soms kan zelf R.L. zoals zijn initialen luiden (te zien onder het familiewapen op de gevels van al zijn boerderijen) de vooruitgang niet stoppen. Dwars door zijn landgoed werd de weg Hengelo-Vriezenveen aangelegd. Schoorvoetend ging de vader van de huidige graaf akkoord, maar niet nadat hij had afgedwongen dat hij - en ook zijn directe familieleden - begraven mochten worden op het landgoed. Het verkeer diende tevens te worden stilgelegd voor de rouwstoet. Aldus geschiedde toen de oude graaf in 1992 overleed.

We waren die ochtend vroeg opgestaan, want het beloofde een lange en hete dag te worden, die voerde van Bornebroek naar het boerderij van de familie de Wilde in Elsenbroek. Er werd ontbeten, de tenten werden opgevouwen, de bagage ingepakt - een ritueel dat zich iedere ochtend herhaalde, nu al twee weken lang. Ondertussen bracht onze kok Bastiaan, geholpen door Onno en Ariaan, de groene kookkeet in gereedheid voor vertrek naar weer een nieuwe overnachtingsplek. De houten kampeertafels werden ingeklapt en de bagage opgetast in de witte aanhangwagen. Het was de dag dat de A1 moest worden gepasseerd. Over het viaduct, want een medewerker van Rijkswaterstaat zag een directe oversteek over de weg niet zitten. ‘Wil je dat ik mijn baan kwijtraak?’, antwoordde hij op een telefonisch verzoek in die richting. Brigitte, Veronique, Jeanette, Corine, Hanninka, Bruno en Peter, de bolduwers van die dag, hadden zich goed ingepakt tegen de zelfs op dit vroege uur al ongenadige zon. Fotografe Yana cirkelde om hen heen. Frits stapte in de auto op zoek naar een gasfles en een mobiele WC voor die nacht, Onno en Ariaan gingen per auto de route verkennen die we drie dagen later zouden afleggen. Na een uur ging de bol het Twentekanaal over, begeleidt door zwemmende duwers, weer drie uur later werd de A1 genomen, begeleidt door luid toeterende auto’s.

Het was een fraai schouwspel. Na het viaduct ging het rechtsaf richting Enter waar de bol werd opgewacht door enkele vertegenwoordigers van Plaatselijke Belang Zuidermaten en Bullenaarshoek, twee buurtschappen ten zuiden van de A1. De stichting was opgericht uit angst dat de stem van de buurtschappen niet langer zou worden gehoord, nu de gemeentes steeds groter werden. En ook dat was een vertrouwd geluid, want ze schieten in Overijssel de grond uit, de plaatselijke belangenclubs. Kleinschaligheid versus schaalvergroting, landelijke rust versus industriele dynamiek, natuur versus verstening, boeren versus natuur en buitenlui, innovatie versus ambachtelijkheid, het zijn enkele van de thema’s die spelen in het Overijssel van 2010. Tegen vijf uur werd de plek van bestemming bereikt, een lommerrijk erf aan de Plasdijk in de gemeente Markelo. Zoals altijd en overal was de ontvangst ontroerend hartelijk. Wil de eerste sjachrijnige Overijsselaar opstaan? In twee weken nog geen onvertogen woord gehoord en geen opgestoken middelvinger gezien. Ook dat begint een thema te worden, naast het rijke verenigingsleven en de betrokkenheid van de inwoners bij hun directe omgeving en hun familie. Tegen half acht werd er opnieuw een uitstekende maaltijd geserveerd, aan de overvolle kampeertafels, waar naast de familie

De Wilde ook nog enkele buurtbewoners en familieleden waren aangeschoven. De flessen werden ontkurkt, terwijl de regen begon door te zetten. In de schuur werd het festijn doorgezet. Drie plaatselijke accordeonisten haalden hun instrumenten uit de koffer. Via ‘De klok van Arnemuiden’, ’In 't groene dal, in ’t kleine dal’ ging het de Oostenrijkse bergen in. Om half twee zochten de laatsten hun tent op, het was een machtig mooie dag geweest. 


Ze noemen het zelf een beek of een riviertje. Namen die eerder  associaties oproepen met een vriendelijk, klein stroompje, dan met een dertien kilometer lang kanaal, dat loopt van  het zuidoostelijk deel van Almelo tot aan de Midden-Regge in Salland. ‘De Doorbraak’ heet het project dat de verbetering van de waterkwaliteit, waterberging en de aanleg van nieuwe natuur in zich verenigt. Het plan komt uit de koker van het Waterschap Regge en Dinkel. Met toenemende zorg constateerde het waterschap dat het steeds ingewikkelder werd om bij zware regenval enkele laag liggende Almelose wijken langs het Twentekanaal te behoeden voor overstromingen. Eerder al waren er zorgen over de Regge, die in kwaliteit achteruit holde - een direct gevolg van de aanleg in de jaren zeventig van een kanaal ten noorden van Almelo. Zouden ze een nieuw kanaal graven ten zuiden van Almelo, dan zou dat in één klap het nijpende probleem van de waterafvoer en dat van de Regge oplossen, zo bedacht het waterschap. De provincie voegde daar nog iets aan toe. Als jullie daar nu ook nog eens nieuwe natuur weten te realiseren, hielden ze het waterschap voor, dan maken we er en passant een Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van die de Sallandse Heuvelrug verbindt met Oost-Twente. En stuur de rekening maar naar ons.

Langzaam maar zeker kreeg ‘De Doorbraak’ vorm. Van een kanaal voor de afwatering werd het een kronkelende rivier, met brede beddingen. Maar hoe mooi het plan er op papier ook uitzag, het kostte jaren van tijdloos overleggen om de omwonenden en belanghebbenden te overtuigen van het plan. Vooral de boeren sputterden tegen. Begrijpelijk, want voor enkele onder hun had de ‘Doorbraak’ grote consequenties voor de bedrijfsvoering. Voor inwoners van dorpen als Bornebroek kon daarentegen niet vroeg genoeg begonnen worden met de uitvoering van de ‘doorbraak’. Die vormt met dank aan de aanleg van een EHS een haast onneembare vesting tegen de annexatiedrift van Almelo, Borne en Hengelo.

Zondag 4 juli
Dat er veel mensen op zijn begrafenis zouden komen was geen verrassing. Hendrik kende iedereen en iedereen in Markelo en verre omstreken kende Hendrik. Ook had iedereen wel verwacht dat voor de olifant een belangrijke rol weggelegd zou zijn tijdens de plechtigheid. Hendrik was gek van olifanten. Hij reisde met regelmaat af naar Thailand om de beesten in het echt te bewonderen en om en in zijn discotheek was geen hoekje waar geen stenen olifantje te bewonderen was. Op het dak, langs de vijver, in de bar en op de hekken – overal zag je olifanten, in alle soorten en maten.
Maar dat de baar van Hendrik op het kerkhof werd vergezeld door echte olifanten, dat ging alle verwachtingen te boven. Meer in lijn met de verwachtingen van de gasten lag, dat de aanwezigheid van olifanten niet was gemeld bij de kerkelijke en wereldlijke autoriteiten. Hendrik was altijd graag zijn eigen gang gegaan. ‘Een bouwtekening? Die krijg je wel als ik klaar ben, want ik heb nog geen idee hoe het eruit komt te zien,’ zei hij tegen de ambtenaren van de gemeente bij weer een uitbreiding van zijn megadiscotheek, die op het hoogtepunt dik boven de vijfduizend gasten per avond trok. Hij kwam er lang mee weg, ook al omdat de gemeente goed aan Hendrik’s nering verdiende. ‘

‘Dieka’ had hij de megadiscotheek- waar generaties jongeren uit de streek en van ver daarbuiten hun zaterdagavond hadden doorgebracht- genoemd. Het was de naam van zijn vrouw, die tot op zeer hoge leeftijd op haar witte klompen nog zelf de zalen inspecteerde. Hendrik was een echte ondernemer geweest, daar waren de gasten op zijn begrafenis het roerend over eens. Zo iemand die met niks was begonnen en met veel inzet en boerenslimheid zijn miljoenenbedrijf had opgebouwd. Iemand ook die zich zo weinig mogelijk had aangetrokken van voorschriften en regelgeving. Wilde hij uitbreiden dan kocht hij dertig koeien en diende een aanvraag in voor de bouw van een stal. Zodra de vergunning rond was gingen de koeien eruit en werd de stal verbouwd tot weer een nieuwe bar. Hendrik en zijn eveneens overleden vrouw Dieka zullen niet licht worden vergeten, al was het maar omdat menig echtpaar uit de streek elkaar in ‘Dieka’ had leren kennen. Hoewel de hoogtijdagen van het uitgaanscentrum, dat nu wordt geleid door de dochter en schoonzoon van Hendrik, voorbij lijken, is Dieka nog steeds een drukbezochte datingsmarkt voor de Twentse en Sallandse jeugd.