465
15
hallo
388
480
hallo
70
453
hallo
342
432
hallo
129
360
hallo
380
297
hallo
40
270
hallo
426
240
hallo
530
160
hallo
60
180
hallo
390
75
hallo
200
115
hallo
100
50
hallo
1/8

Op de boerderij van de familie Spakman, die aan het Pieterpad ligt, worden paarden gefokt en wandelaars gelaafd met spijs en boerenkarnemelk. Het is tevens een Bed & Breakfast en een stukadoorsbedrijf. Oma van bijna negentig jaar heeft vorige week zelf nog de kozijnen, de deuren en de dakkapel van haar huis, dat naast dat van haar dochter en schoonzoon ligt, geschuurd - haar kleinzoon zat ondertussen te broeden op een nieuwe energiebron voor zijn promotieonderzoek als natuurkundige. Welkom op het Overijsselse platteland. De Spakmanboerderij ligt in Holten, dat sinds het begin van deze eeuw in het kader van de gemeentelijke herindeling is samengevoegd met Rijssen. Ze stonden niet te juichen in het Holtense buurtschap Beuseberg toen het plan voor de samenvoeging bekend werd gemaakt. Want, om een voorbeeld te noemen, zouden ze op zondag nog terecht kunnen in het Holtense zwembad? Of zou onder invloed van het streng gereformeerde Rijssen de zondagsrust ook worden opgelegd aan het hervormde Holten? Het pakte anders uit. Niet het zwembad in Holten ging dicht op zondag, maar Rijssen moest tandenknarsend accepteren dat hun zwembad op de zevende dag open bleef. Die slag was binnen, althans voorlopig. Maar nu bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen de SGP, als grootste partij, samen met de Christen-Unie en het

CDA, het bestuur vormt van de nieuwe gemeente is het de vraag hoe lang in Holten nog op zondag gezwommen kan worden. Toch is men in het buurtschap Beuseberg over het algemeen te spreken over de samenvoeging. De bermen en wegen worden beter onderhouden en de bouwaanvragen sneller afgehandeld. Dat is het voordeel van samenvoeging met een rijke gemeente als Rijssen. Na de ineenstorting van de plaatselijke textielindustrie stapten de Rijssenaren over op de bouw. Dat deden ze met de hun kenmerkende ijver en plichtsbetrachting. Het zijn net Volendammers, die Rijssenaren. Hard werken, elkaar waar mogelijk de bal toespelen en spaarzaam leven. In Beuseberg zien ze de toekomst weer met vertrouwen tegemoet, de argwaan is verdwenen. In het Sallandlied werd de vreedzame uitkomt al voorspeld.

‘De stried van de leu met mekare
Gung van niejs en nog mennige keer!Noe brengt de vrae en de vrieheid
De lui uit zörg en de nood
En de vremden, die zwerft langs de wäge
Zee denkt vaste: ‘De leu hebt hiej good! “

Het lied is geschreven door voormalig hoofdonderwijzer E.J. Brouwer. Uit Holten.

Dinsdag 6 juli
Een koe van de familie Reilink aan de Apenhuizerweg in Bathmen is in de bloemetjes gezet. Niet omdat ze honderdduizend liter heeft gegeven, wat op zich een knappe prestatie is, maar er zijn meer koeien die dat halen. Wat Marie 300 zo bijzonder maakt is dat ze tienduizend kilo aan vet en eiwitten uit haar lijf wist te persen. Buren en familie werden uitgenodigd om samen met Marie het heuglijke feit te vieren. Maar wat geef je een koe die zo’n wereldprestatie heeft geleverd?  Het werd een pak ouderwetse veekoeken, besloot het buurtcomité na een lange vergadering. Baas Bert kreeg een enveloppe met inhoud. Op vrijdag gingen de mannen het bos in om takken en loof te sprokkelen voor de ereboog, de vrouwen vouwden van servetten witte en rode roosjes die – dat luistert nauw- weer door de mannen aan de bijna drie meter hoge ereboog werden bevestigd. Een dag later kreeg Marie hoog bezoek. Ze werd toegesproken door de burgemeester en vertegenwoordigers van verschillende landbouworganisaties en haar foto verscheen groot in de regionale pers. ’s Avonds was er een groot feest op het erf van de familie Reilink. Marie liet zich verontschuldigen, ze was moe.

Hoe de ras-Brabander Fred Heemskerk zes jaar geleden op een afgelegen boerderij in Bathmen terecht kwam is een lang verhaal, korter is hij over zijn toekomst – die ligt in Overijssel. “Het is het Brabant van mijn jeugd,” zegt hij op het terras van zijn verbouwde boerderij. In zijn schuur staat een groot scherm opgesteld waarop de buurt de afgelopen weken naar het WK-voetbal keek. ‘Hier vind ik de gemoedelijkheid, de rust en de hechte sociale verbanden die Brabant verloren heeft.’ Hij somt op: twee maal per jaar is er een borrel in zijn buurtschap Apenhuizen, naast de traditionele Oud- en Nieuwborrel. Er is de jaarlijkse kermis waarbij het dorp één grote feesttent is, je hebt een uitbundige Koninginnedag, het gezamenlijk maaien van de rogge met antieke landbouwmachines, de paardenwedstrijden – er gaat geen maand voorbij of het is feest in het dorp, zeker in het voorjaar en in de zomer. Ook professioneel heeft Heemskerk zijn draai in Overijssel gevonden. Hij is directeur van de Stichting Rustpunten, een zes jaar geleden uit Drenthe overgewaaid initiatief waarbij mensen hun erf openstellen voor wandelaars en fietsers. Tegen een geringe vergoeding staat hun daar thee, koffie, cake, ijsjes of allerhande streekproducten ter beschikking. Inmiddels zijn er verspreidt over Overijssel zo’n tachtig rustpunten. Dat hadden er al veel meer kunnen zijn, als de regio Twente zich 

slagvaardiger had getoond, aldus Heemskerk, die streeft naar een totaal van zo’n 250 rustpunten in Overijssel.
De rustpunten krijgen van de stichting, die financieel wordt ondersteund door de provincie, verschillende spullen in bruikleen, varierend van houten banken en tafels tot een fietspomp en een reparatieset. ‘Bij de mensen die zich hebben aangemeld gaan we eerst op bezoek. We kijken of ze voldoen aan onze criteria, Zo mogen ze niet in een straal van twee kilometer van een horecagelegenheid of een ander rustpunt zitten en wie denkt goed geld te kunnen gaan maken, valt eveneens af. Je wordt rustpunt omdat je trots bent op je erf en het leuk vindt om dat met andere mensen te delen, niet om er rijk van te worden,” zegt Heemskerk. “De rustpunten dragen bij aan een beter, gastvriendelijker imago van Overijssel. Zelf hoef ik daarvan niet meer overtuigd te worden, maar het is goed voor de toekomst van de provincie als meer mensen dat ontdekken.”


Donderdag 8 juli
Twee maal per dag, zeven dagen per week, 365 dagen per jaar en dat dik twintig jaar lang. Dat was het leven van melkveehouder Gerard Willemse uit het Sallandse Wesepe, totdat bij hem een allergie voor dierlijke stoffen werd geconstateerd. Op dringend advies van zijn arts stopte hij met melken. Maar wat dan? Weg van de prachtige pachtboerderij waar hij was opgegroeid? Dat nooit. Willemse, de melkveehouder werd akkerbouwer, ook al werd hem dat door de Stichting IJsselandschap, van wie hij de boerderij pacht, sterk ontraden. Het was onmogelijk de kost te verdienen op zeventig hectare zanderige, schrale en boomrijke landbouwgrond, aldus de stichting. Het antwoord van Willemse? ‘Dat is mijn probleem.’ Hij vond er een oplossing voor. Samen met nog enkele collega’s, die ook wel een centje extra konden gebruiken, richtte hij de’ Agrarisch Natuurvereniging Salland’ op. Niet dat ze met een botaniseertrommeltje op zoek gingen naar nieuwe vlindersoorten, al doet de naam dat vermoeden. De natuurvereniging verricht in opdracht van gemeenten, waterschappen en particulieren verschillende – gesubsidieerde -werkzaamheden, varierend van het planten van bomen, het korten van bomensingels of het schoonhouden van het kanaal. ‘Er is altijd wel ergens een subsidiepotje te vinden,’

aldus Willemse die, net als zijn collega’s, dankzij die extra inkomsten zijn landbouwbedrijf kan voortzetten. Aanvankelijk leverde het scheve gezichten op van andere bedrijven, die in de vereniging een stevige concurrent op de natuurmarkt zagen. Maar inmiddels werken ze gebroederlijk samen, zegt Willemse. ‘Wij schakelen regelmatig andere lokale bedrijven in. omgekeerd wijzen zij ons op mogelijke klussen. Er is een netwerk gegroeid van lokale bedrijven. Het mooie is dat wij, dankzij onze werkzaamheden als natuurbeheerder, boer kunnen blijven in Salland. Eigenbelang en algemeen belang gaan zo hand in hand. Mede met dank aan de Brusselse subsidies voor plattelandsontwikkeling.’



Vrijdag 9 juli
Ze waren sterker, maar vooral beter getraind, de touwtrekkers op de kermis van Boerhaar. Zo hadden onze tegenstanders sporttassen, zware touwtrekschoenen, en hars voor op de handpalmen, wij moesten het doen met goede wil en een goede moraal. Het bleek te weinig, maar de poedelprijs is ook een prijs. Tot zover het nieuws uit Boerhaar. De dag was nog zo mooi begonnen in Blokzijl, in de kop van Overijssel, ook wel het Land van Vollenhove genoemd. Een zonovergoten haventje met plezierjachten, terrassen aan het water en grachtenhuisjes op de kade. In een van die huizen troffen we Jos Mooijweer, directeur/onderzoeker van de IJsselacademie (voor een interview voor de documentaire). Het had hem niet verbaasd dat we zijn geboortegrond pas bezochten, nu de tocht al bijna ten einde was. Niemand dacht aan het Land van Vollenhove, zei hij, het lijkt soms wel of het geen deel uitmaakt van Overijssel, of de provincie maar twee regio’s kent, Salland en Twente, in plaats van drie. Dat lag ook wel een beetje aan de Vollenhovers zelf, gaf hij toe. Toen de polders nog Zuiderzee heten hadden die meer oog gehad voor het Westen, dan voor hun eigen provincie. Op zich begrijpelijk, want als Blokzijler was je sneller per boot in Amsterdam, dan te voet of te paard in Langeveen. De inpoldering van de zee had alles veranderd. Het klimaat, de vegetatie en de

middelen van bestaan. Aanvankelijk konden de vissers nog terecht als bouwvakkers in de nieuwe polder, maar toen die gereed was, stonden ze met lege handen. Het toerisme bood uitkomst. Met dorpen als Giethoorn en Blokzijl, met een kanaal naar het Veluwemeer en met Europa’s grootste moerasgebied in het hart van de regio hadden ze de toeristen genoeg te bieden. En lekker eten kan je er ook, met eerst twee en nu nog één toprestaurant, Kaatje. Of ze nu meer dan vroeger het gevoel hebben deel te maken van Overijssel? Mwaahhh, aarzelt Mooijweer, je bent toch vooral inwoner van je eigen regio, sterker nog, van je eigen dorp. Dat gevoel is versterkt door de gemeentelijke herindeling. Als reactie op de schaalvergroting gingen de dorpen nog harder dan eerst op zoek naar hun eigen identiteit. Laatst vierde het dorp Vollenhoven haar 650-jarig bestaan. Voor deze gelegenheid had het gemeentebestuur het dorpswapen op vlaggen laten drukken. Binnen de kortste keren was de partij uitverkocht.

Zaterdag 10 juli
De cirkel is rond. Na drie weken en 179 kilometer(gegevens GPS) heeft de Rode Bol haar eindbestemming bereikt. Marle, aan de overzijde van de IJssel bij Wijhe. Na een warm woord van welkom door de burgermeester van Wijhe/Olst werden de namen van alle plaatsen waar de bol is langsgekomen uit het hart van de Rode Bol getrokken. Vervolgens dreef de Rode Bol op de IJssel drie kilometer met de stroom mee naar haar eindbestemming.

De Rode Bol heeft veel gezien, vele bewoners ontmoet en vele verhalen opgetekend op zoek naar de ziel van Overijssel. De documentaire die van het project wordt gemaakt zal hiervan verslag doen. Het was in vele opzichten een zeer bijzondere reis: De gastvrijheid was enorm, het landschap gevarieerd en prachtig, de bedrijvigheid en ondernemerslust kent geen grenzen. Kortom het bruist echt in Overijssel. En wat hebben we gelukt gehad met het weer. Drie weken lang met als afsluiting een theatrale onweersbui, vuurwerk van grote klasse!

Graag bedanken we alle bewoners van Overijssel die wij op onze reis met de Rode Bol zijn tegengekomen héél hartelijk voor de warme ontvangst, gastvrijheid en de vele mooie verhalen. 

Wij kijken uit naar zondagmiddag 5 september waarvoor we iedereen van harte uitnodigen naar de O van Overijssel te komen en samen het langste dorpsfeest op de fiets te realiseren, met vele bijzondere activiteiten langs de route. Tot dan! Tot O!

Het team van de Rode Bol.