Heester dijk
U kijkt uit over een polder. Niet ver hiervandaan ziet U een stevige dijk op Delta-hoogte. Bedijking is pas rond 1850 serieus aangepakt toen een grote langwerpige polder werd aangelegd, die bewoners garandeerde dat hun dorpen met hun landerijen niet meer door hoge vloed bedreigd zouden worden. De aanleg van een dijk van deze omvang heeft destijds veel bloed, zweet en tranen gekost. Op West-Terschelling na, kwamen daardoor alle dorpen veilig binnen de polder te liggen. Denkt U de dijk eens weg, en stel U het oorspronkelijke Waddenlandschap voor. Het wad is het ene moment een watervlakte, uren later zand en slik, zo ver je kunt kijken. U herkent het beeld van de Boschplaat zoals het er momenteel uitziet, het natuurgebied dat zich ten oosten van de polder uitstrekt. En op het Middeleeuws kwelderlandschap, doorsneden door slenken en met zandige hoogten, hebben de eerste bewoners in de Middeleeuwen hun huisjes gebouwd. Zo ontstonden de eerste dorpjes. Vanaf het dijkje waar op op stáát, ziet U nu bijvoorbeeld de Middeleeuwse gehuchten Hee bij de weg, en Kinnum en Kaard in de verte. Zij staan nu zo’n 3 meter boven het huidige NAP, wat destijds betekende dat de bewoners alleen bij relatief hoge waterstanden natte voeten kregen. U herkent in het landschap van de polder eigenlijk nog steeds het
Middeleeuwse reliëf van het wad en de kwelder. Dat nu bewaard wordt door een oersterke, krachtige, door de mens opgeworpen moderne wal. Minder geslaagde pogingen uit het verleden om hoogtij permanent te keren lag op de plek waar U op staat. Hier werd in de 18e eeuw een dwarsdijk aangelegd, omdat het westelijke dijkdeel in slechte staat verkeerde. Deze Heester dyk beveiligde de polder oostwaarts, maar werd tevens de kerkelijke grens tussen West-Terschelling en Midsland. Het is ook ongeveer de grens tussen het dialect dat in het westen van het eiland gesproken wordt, Schylingers, en dat van het centrale deel, Meslanzers.
Voor de mens is het aan de Waddenkant van het eiland altijd vechten tegen het waterkrachten geweest. Aan de Noordzeekant altijd vechten tegen de wind, stuivend zand. Het overstuiven van woongebieden is vanaf zo’n 100 jaar geleden tegengegaan door aanleg van dennenbos op de belendende duinen: verankeren van duincomplexen. Met het creëren van meer landschappelijke variatie hebben water en wind nu vrijspel zonder een bedreiging te vormen voor de westelijke eilandbewoners.
Eeuwenlange, jarenlange, dagelijkse dynamiek is voelbaar, zichtbaar, merkbaar. De dynamiek van de Wadden, voortdurende veranderingen, maar Oerol blijft bestaan.